Inleiding

Eén van de rollen van de gemeenteraad is de kaderstellende rol. De gemeenteraad formuleert maatschappelijke doelstellingen voor het uit te voeren beleid en geeft hierbij de randvoorwaarden aan voor de realisatie daarvan. Het beleid en de randvoorwaarden kunnen met verschillende instrumenten vorm en inhoud krijgen. Een belangrijk instrument daarvoor is de jaarlijks terugkerende meerjarenbegroting. Hierin worden de beleidsdoelstellingen en randvoorwaarden nader geconcretiseerd.

De meerjarenbegroting bestaat uit verschillende onderdelen:
• Programma’s
• Paragrafen
• Financiële overzichten

Programma’s

In de programma’s zijn de beleidsdoelstellingen geclusterd naar beleidsmatige samenhang. Deze doelstellingen zijn vervolgens nader geconcretiseerd in de doelenbomen. Zo is duidelijk wat we willen bereiken en wat we daarvoor gaan doen.

Paragrafen

Naast de programma’s bevat de begroting de paragrafen voor specifieke beleidsthema’s. Gedeeltelijk is dit verplicht op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording, het BBV, maar daarnaast kan de gemeenteraad hier ook zelf invulling aan geven, zoals is gebeurd door het opnemen van de paragraaf Gevolgen voor de minima.

Financiële overzichten

Naast de beleidsdoelstellingen en activiteiten bevat de begroting een overzicht van de baten en lasten per programma en een totaaloverzicht van alle programma’s, waaruit ook de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves blijken.

De programmabegroting maakt deel uit van de Wageningse budgetcyclus. Deze cyclus omvat 3 documenten: de kadernota, de programmabegroting en de jaarstukken (de programmarekening). De programmabegroting en de jaarstukken zijn wettelijk verplichte documenten. Dit is geregeld in de Gemeentewet. De kadernota is niet wettelijk verplicht, maar is bepaald in de Financiële verordening van Wageningen.

Begrotingsresultaat

De uitkomst van de programmabegroting kan als volgt worden samengevat:

Bedrag x € 1.000

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Effect meicirculaire

-95

321

327

384

Dekking onbestemde reserve

275

Uitkomst ramingsbijstellingen

0

-8

-172

-230

Effect septembercirculaire & amendement

0

617

867

971

Toelichting

Evenals in de kadernota is de begroting voor alle jaren sluitend. Zoals gebruikelijk zijn er zowel voor- als nadelen in de ramingsbijstellingen, maar de uitkomst blijft in deze begroting redelijk dicht bij de uitkomst van de kadernota inclusief meicirculaire. De belangrijkste verschillen worden veroorzaakt door hogere kapitaallasten als gevolg van verplichte inrichting van schoolgebouw en vervanging van noodlokalen door permanente huisvesting voor een totaal bedrag van €40.000. Daarnaast leidt de actualisatie van de vervangingsinvesteringen tot hogere kapitaallasten. De effecten van de septembercirculaire en het amendement leiden tenslotte tot een verhoging van de meerjarige begrotingsuitkomst.

  • In 2015 is gestart met de vernieuwing van de programmabegroting. In de huidige begroting is een volgende stap gezet in dit proces. Daarbij gaat het met name om twee zaken.

    Koppeling middelen aan doelen

    Op de eerste plaats hebben we in de doelenboom nu de middelen zo veel mogelijk aan de doelen gekoppeld. In een aantal gevallen is het, door de bestaande productenindeling, niet mogelijk om de middelen aan één specifieke doelstelling te koppelen.
    De koppeling van middelen aan doelen heeft tot gevolg dat we de doelenbomen nu niet meer volledig grafisch kunnen opnemen. De doelenbomen zouden niet meer passen op de pagina’s en daardoor onleesbaar zijn geworden. We hebben nu een andere oplossing gekozen waardoor alles wel leesbaar blijft. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de middelen wel aan de doelen gekoppeld zijn, maar dat de raad de begroting wettelijk gezien vaststelt op programmaniveau. De raad stelt dus de totale lasten en baten per programma vast. Anders gezegd: het college kan in een lopend jaar binnen een programma schuiven met de middelen, zolang dat maar niet ten koste gaat van de doelen.

    Vernieuwing van het BBV

    De tweede vernieuwing dit jaar vloeit voort uit de vernieuwing van het BBV. De vernieuwing is het zichtbaarst in de opname van verbonden partijen en beleidsindicatoren in de programma’s, en in de onderbouwing van gebonden heffingen in de paragraaf Lokale heffingen.

    Verbonden partijen

    De paragraaf verbonden partijen is nog steeds een verplichte paragraaf in de begroting, maar daarnaast moet nu in de programma’s worden aangegeven welke verbonden partij(en) bijdraagt aan de betrokken doelen.

    39 verplichte beleidsindicatoren

    Daarnaast moeten verplicht 39 beleidsindicatoren in de programma’s worden opgenomen, daar waar ze het meest thuishoren. Bij deze indicatoren moeten wel een aantal leesopmerkingen gemaakt worden. Een indicator kan heel zinvol zijn, omdat het een beeld kan geven hoe we er als gemeente bijvoorbeeld landelijk voorstaan. Het kan dus verleidelijk zijn om op basis van een indicator snelle conclusies te trekken. Toch is het goed als we daar terughoudend in zijn. Op de eerste plaats gaat het hier om indicatoren die niet zelf gekozen en grotendeels nieuw zijn. We hebben er dus nooit beleid voor geformuleerd.
    Op de tweede plaats zal de bruikbaarheid van de indicatoren de komende jaren lokaal en landelijk moeten blijken. Niet alle 39 indicatoren lijken namelijk even zinvol of inzichtelijk te zijn. Daarnaast blijken verschillende indicatoren ook slecht of moeilijk narekenbaar. Bovendien is de actualiteit van de indicatoren niet altijd even groot, van sommige indicatoren blijkt de meest recente waarde namelijk van 2012 of 2013 te dateren of is er maar van één jaar een waarde bekend.
    Tot slot geldt wat altijd voor indicatoren geldt: van zichzelf is een verschil tussen een lokale en een landelijke waarde alleen een indicatie, een aanwijzing. Om betekenis te geven aan het verschil is inzicht nodig in de oorzaken ervan. Waarbij veelal de vraag rijst, of het verschil het gevolg is van het eigen gemeentelijke beleid of van factoren waar de gemeente geen invloed op heeft, een vraag die niet altijd eenduidig valt te beantwoorden.
    Kortom: ons inziens kunnen we de indicatoren het beste zien als een mogelijkheid om een gesprek met elkaar aan te gaan, zodat we tot een juiste duiding, een juiste interpretatie kunnen komen. Van belang voor een goede interpretatie is ook hoe de indicatoren zich landelijk ontwikkelen.

    De waarden die wij zelf hebben ingevuld zijn cursief gezet en in een andere kleur. De niet-cursieve waarden zijn de waarden die landelijk beschikbaar zijn gesteld. De landelijke waarden die vrij oud zijn en de waarden waar we weinig of geen inzicht in hebben, hebben we vooralsnog niet ver zelf doorgetrokken, want dat levert geen betrouwbaar beeld op.

    Onderbouwing van gebonden heffingen

    Met ingang van de begroting voor 2017 moet een onderbouwing gegeven worden van de mate van kostendekkendheid van de gebonden heffingen en de daarbij gehanteerde uitgangspunten. Deze onderbouwing is verplicht opgenomen in de paragraaf Lokale heffingen.

    Overige wijzigingen

    Naast de bovengenoemde wijzigingen maakt van de vernieuwing van het BBV ook deel uit:
    • Invoering van taakvelden in plaats van functies. Functies werden vooral gebruikt door de toezichthouders en het CBS maar waren niet zichtbaar in de programmabegroting, taakvelden wel. Zie achterin in de Financiële begroting bij het onderdeel geraamde baten en lasten taakvelden. Taakvelden zijn eenheden waarin de programma’s verplicht moeten zijn onderverdeeld.
    • Bij elkaar brengen van de overhead op één plaats in de begroting. Wageningen doet dat al een paar jaar, in programma 12, zie aldaar.
    • Wijzigingen i.h.k.v. de berekening van het Emu-saldo, waaronder een meerjarige balans in de begroting. Zie de paragraaf Financiering.
    • Meer informatie over rentelasten, eveneens in de paragraaf Financiering.

  • In deze begroting stellen we een omzetting van een aantal materiële budgetten naar personele budgetten voor. In alle gevallen gaat het erom dat steeds is ingehuurd vanuit materieel budget voor personeel waarvan de inzet structureel noodzakelijk is. Het in gemeentelijke dienst nemen is goedkoper en leidt tot de inbedding van kennis en ervaring in de eigen organisatie. Daarom wordt om deze omzetting, die tot de bevoegdheid van de raad behoort, gevraagd.

    Allereerst gaat het om het in dienst nemen van één fte voor het voorbereiden en begeleiden van planmatig onderhoud voor gemeentelijk vastgoed. De inhuur hiervoor wordt nu betaald uit een bestaand inhuurbudget. Het resterende inhuurbudget blijft bestaan voor inhuur bij pieken in het werk, specialistische onderzoeken e.d.

    Voorts gaat het om het in dienst nemen van 11 fte in het sociale domein voor de functies van
    jeugd- , inkomens- en wmo consulent, klantmanager en administratieve ondersteuning. Deze taken zijn bij de komst van de nieuwe taken in het kader van de drie decentralisaties flexibel en op inhuurbasis ingevuld om goed te kunnen bepalen welke capaciteit uiteindelijk structureel nodig was. Gebleken is dat deze arbeidscapaciteit onontbeerlijk is om de dienstverlening aan de inwoners goed op peil te houden. Inhuur gebeurt nu vanuit diverse materiële budgetten binnen de producten Lokale toegang en algemeen sociaal domein, Individuele ondersteuning, Sociale zekerheid (BUIG) en Werkgelegenheid (re-integratie).

  • Voor wat betreft de loonontwikkeling hebben we in de begroting rekening gehouden met de Cao gemeenten die loopt tot 1 mei 2017, te weten een loonontwikkeling van 0,4% voor 2017. Voor de jaren daarna rekenen we vooralsnog met jaarlijks 1%.

    Bij de berekening van de opbrengsten wordt uitgegaan van een trendmatige verhoging met 1% voor alle jaren, behoudens waar in de paragraaf Lokale heffingen anders is aangegeven en behoudens waar bepaling van tarieven op andere gronden geschiedt (bv. bij kostendekkende exploitaties).

    Ten slotte wordt in deze begroting een rentepercentage gehanteerd van 4,5%. Dit percentage geldt zowel voor de omslagrente als voor de bespaarde rente over het eigen vermogen en is gebaseerd op de gemiddelde rente over de aangetrokken geldleningen.